Een wandeling

STREEK- Gelegen aan het Noordzeekanaal, onder de rook van de A8 en met het uitzicht op de Vrede. Een stuk onopgeruimde natuur waar je als een kind zo blij kunt zwerven tussen de bossen met Schotse hooglanders en kunt snorkelen en zwemmen in het kristal heldere water. Het zal verdwijnen, net als Ruigoord destijds en al die andere ‘vrijplaatsen’ waar het net even anders is. Het moet worden ‘ingericht’ als een aangeharkt stadspark met windturbines erin, want daar heeft ‘den mensch’ kennelijk meer mee. Het zal wel..

Het was 4 jaar geleden toen ik mijn jongste zoon wegbracht naar een schoolvriendje om te spelen. “Waar moeten we zijn Rijk”, vroeg ik hem? “Ja, ze wonen in een woonark, langs een dijk en een grote plas, en ze hebben een Berner Senner hond. Na enig zoeken met Google-maps, waren we eruit. We moesten zijn aan de Zijkanaal H-Weg te Amsterdam!

Het Natuurpark Noorder-IJplas is onderdeel van de Amsterdamse Hoofdgroenstructuur.
In het gebied mogen geen verhardingen worden aangebracht of bouwwerken worden opgericht

Het was midden in de zomervakantie en de zon straalde als nooit tevoren. Het badrolletje onder de arm en in korte kledij togen we met de auto naar dit onbekend stukje Nederland. Na welgeteld negen km nam ik een scherpe bocht welke ons leidde naar de dijk, ik zal de eerste indruk nooit meer vergeten. “Wat is dit dacht ik?” Het voelde alsof ik ineens in een soort paradijs was terechtgekomen. De zakelijke realiteit van de Thorbeckerweg, met flats en veel verkeer maakte plaats voor een serene rust, met lofte woonarken en uitzicht op een azuurblauwe plas met wuivende rietkragen. Op het smalle dijkje mag je 30km per uur rijden, maar dit is veel te hard als je de rijkdom van het al geen dat visueel tot je komt, probeert te vatten. Het is een dorp aan de regel, een buurtschap, waar iedereen zijn hand opsteekt als je langsrijdt. Mensen ogen relaxed, de dijk bloemrijk en kleurrijk, palmen en vlonders met eenvoudige houten relax-fauteuils als in een jaren 70 film geschoten in aan de Everglades, Florida.

Ik liep langs de laatste ark waar een senioren vrouw de moestuin op orde aan het brengen was. Vanaf dit punt kijk je recht op het mijn inziens, mooiste stuk industrieel erfgoed wat er in de Zaanstreek en omstreken te vinden is; ‘gewezen stoommeelfabriek de Vrede’. Ik nam een pad linksaf en passeerde een kleine speeltuintje met eenvoudige attributen. Een touw hing aan een hoge boom en je kon je als Tarzan zo de plas in laten ‘lianen’, geweldig! De grazige ligweide daarnaast nodigde uit om jezelf neer te vleien, maar hongerig naar wat er nog meer was, liep ik door. Het pad wat ik nam ligt ingebed tussen twee grote waterpartijen, en zou om die reden bijna ook wel een ‘Tiendweg’ genoemd kunnen worden. Al vrij snel sta je op een soort van dam, en kijk je ver over de plas heen, een magistraal panorama. Ik keek naar beneden in het water in en verbaasde me over de gigantische

“Hier is het Rijk”, de auto parkerend in de half natuurlijke parkeervakken. Een riante woonark met trap naar boven openbaarde zich, en ja, de vriendelijke Berner sennen kwam al aanrennen. Na kennismaken met de moeder van het schoolvriendje en mijn verbazing uitsprekende over wat ik hier aantrof, besloot ik niet naar huis te rijden, maar ook daar te verblijven terwijl hun aan het spelen waren. Ik besloot te gaan wandelen in het onbekende en viel van de ene verbazing in de andere. Het was lang geleden dat ik getroffen werd door een pallet van landschappen en vergezichten. Maar ook met de schoonheid van ingespoeld zwerfvuil uit het Noordzeekanaal, welke als een soort plastic ondergroei het Braam- en Vlierbes struikgewas sierde. Het deed me denken aan mijn vele zwerftochten die ik als kind maakte langs het Noordzeekanaal, waar je ‘dingen’ kon jutten met de stank van Mobile Oil, vermengd met de geur van algen en wieren die op de basalt- en leisteen keien aangroeiden. Het was een reis terug in de tijd.

Ik liep langs de laatste ark waar een senioren vrouw de moestuin op orde aan het brengen was. Vanaf dit punt kijk je recht op het mijn inziens, mooiste stuk industrieel erfgoed wat er in de Zaanstreek en omstreken te vinden is; ‘gewezen stoommeelfabriek de Vrede’. Ik nam een pad linksaf en passeerde een kleine speeltuintje met eenvoudige attributen. Een touw hing aan een hoge boom en je kon je als Tarzan zo de plas in laten ‘lianen’, geweldig! De grazige ligweide daarnaast nodigde uit om jezelf neer te vleien, maar hongerig naar wat er nog meer was, liep ik door. Het pad wat ik nam ligt ingebed tussen twee grote waterpartijen, en zou om die reden bijna ook wel een ‘Tiendweg’ genoemd kunnen worden. Al vrij snel sta je op een soort van dam, en kijk je ver over de plas heen, een magistraal panorama. Ik keek naar beneden in het water in en verbaasde me over de gigantische helderheid, het leek wel kraanwater. Op de bodem lagen twee merkwaardige bollen, wat later bleek dienst te doen als vis opgroeiplek. De plas zat ook vol met ondergedoken watervegetatie, ik meende veel aarvederkruid te herkennen. Ik besloot toch terug te gaan naar de kleine ligweide en griste uit mijn rugzak een zwembril. Er was verder helemaal niemand en ik liep het water in, het was van een heerlijke temperatuur. Ik stak mijn hoofd onderwater en voelde me net Jacques Cousteau die voor het eerst de Galapagos aandeed. Scholen met kleine vis trokken aan me voorbij en het in het water staande riet zag er onderwater ‘spooky’ uit door aangroeisel van sponzen en dergelijke. Hier en daar schoot een krab weg tussen de vegetatie. Na een uur ‘snorkelen’ zonder snorkel verruilde ik het aquatische voor het terrestrische, want ik was het gebied nog nauwelijks in geweest. Ik schoot een wandelaar met hond aan en vroeg hoe ik het beste kon wandelen. Uiteindelijk besloot ik op de bonnefooi het gebied aan te vallen. Al snel dook ik van de gebaande paden af, maar ook weer niet. Het bosgedeelte welke direct achter de hoge geluidschermen van de A8 ligt, waar je in alle rust kunt vertoeven, wordt in het weekend ook ‘benut’ door crossmotoren. Daardoor zijn er allerlei ‘extra’ mogelijkheden om het gebied te doorkruisen. Ik liep als een ‘kip zonder kop’ en zoveel als ik kon door het gebied, wat is het groot.

Als je het zou berekenen, dan komt mijn wandelsnelheid meestal niet boven de één kilometer per uur. Alles wat vliegt, kruipt, groeit, zwemt, geurt, zingt, loopt en gezien wil worden, trekt mijn aandacht. Je begrijpt dat dit de actieradius danig inperkt, maar er was ook zoveel te zien, dat je er welhaast overprikkeld van raakt. Maar gelukkig is dat hier niet toegestaan, overprikkeld raken. Ze zouden er eigenlijk een bord moeten neerzetten met de tekst “verboden overprikkeld te raken”.

Het bosgedeelte loopt half om de plassen heen. Het fantastisch mooie is dat het ‘bossige’ wordt afgewisseld door open terreinen en ook kleine wateren met uitbundige vegetatie. Ik denk dat je met gemak tien totaal verschillende habitat zou kunnen optekenen daar, zo immens is de afwisseling. “Hee, wat vliegt daar nou?”, een grote libel jagend langs de oever trok mijn oog. “Ken ik deze libel, vroeg ik me zachtjes af?” Het antwoord was nee. Wat ik zag, zo bleek later, was de Zuidelijke keizerlibel, een relatieve nieuwkomer in Nederland.

Ik liep verder en ineens stond ik aan het snel-fietspad langs de A8 welke van Zaandam naar Amsterdam gaat. Ik probeerde in mijn hoofd de geografische map uit te denken, maar ik was totaal lost. Iets wat me daarna nog ettelijke keren is gebeurd, zo een desolate en richtingloze wereld is het daar. Ideaal voor een dropping of vrijgezellen feest, waarbij de bachelor dronken wordt gevoerd en wordt gedropt in het bos, om vervolgens bij ontwaken te denken dat ie op een onbewoond eiland is ‘afgezet’.

Ik had in mijn rugzak ook een petfles met water gestoken, ik zette mijn tas op de grond en nam een paar flinke slokken. Binnen no-time zat de tas onder de mieren. Na een paar keer flink schudden was de tas geledigd van de mieren, maar ik besloot te kijken waar ze vandaan kwamen. Zeer goed gecamoufleerd tussen de vegetatie zat een bovengrond nest van humus. Ik besloot een aantal mieren te vangen, maar had niet echt iets bij om ze te vervoeren. Het werd de petfles. Ik liet een aantal mieren op een twijgje lopen, en hup de petfles in. Tot op heden heb ik de mierensoort niet op naam kunnen brengen, maar ik ga nog wel eens terug.

Ik was nu beland in het bosgedeelte aan de noordkant van het gebied. Dit heeft trekken van een jungle gecombineerd met door Schotse hooglander begraasde ‘weiden’. Dit laatste heeft allure alla New Fortest bij Londen. Als je goed kunt schilderen dan zou ik zeker daar mijn schildersezel een keer placeren. Ook is in die hoek een mountainbike parcours aangelegd, met soms technisch moeilijke stukken.
Tekst: David Sluis